In cassatieberoep bij de Hoge Raad

Zowel een vorderingsprocedure (vorderingszaak) als een verzoekprocedure (verzoekzaak) begint met een procesinleiding. De inleiding moet de gronden van het cassatieberoep bevatten en wordt ingediend via het digitale portaal van de Hoge Raad der Nederlanden. Beide procedures hebben een eigen vereisten en een eigen verloop. De wet bepaalt welke procedure gevolgd moet worden.

De verweerder in cassatie (in dit geval je werkgever) reageert op het cassatiemiddel met een conclusie van antwoord. Vaak is die conclusie slechts één regel met de mededeling dat het cassatieberoep verworpen moet worden. Bij een incidenteel cassatieberoep moet de conclusie van antwoord ook de gronden van het incidentele cassatieberoep bevatten.

In de vorderingsprocedure wisselen jij en je werkgever schriftelijke toelichting uit. Jij kunt je cassatieklachten toelichten en je werkgever kan inhoudelijk verweer voeren tegen je klacht. Na deze uitwisseling kunnen jullie op elkaars schriftelijke toelichting reageren middels een repliek of dupliek.

Na de schriftelijke fase gaan de stukken naar het parket bij de Hoge Raad voor de conclusie van de Procureur-Generaal. Die volgt doorgaans na 6 maanden en vormt een advies aan de Hoge Raad.

Ongeveer 3 maanden na conclusie van de Procureur-Generaal volgt de uitspraak van de Hoge Raad. Als die het vonnis van het gerechtshof volgt, verlies je het cassatieberoep en blijkt je ontslag gegrond. Indien de Hoge Raad van mening is dat de uitspraak van de lagere rechter vernietigd moet worden, zijn er twee opties: hij kan de ontslagzaak zelf afdoen of de ontslagzaak verwijzen naar een andere rechter. Als de zaak zelf wordt afgedaan, wordt er een eindoordeel gegeven en komt er een einde aan de ontslagprocedure. Als de zaak wordt doorverwezen naar een lagere rechter, zal deze verder gaan met beoordeling van de zaak, met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad.